historie
de geschiedenis van “De Maere”
Vanaf 1830 kreeg de textielproductie in Twente een enorme impuls. Tot dan werd nog veel katoen in Vlaanderen gemaakt. Na de afscheiding van België viel daar de productie weg en werd de katoennijverheid in Twente geïntroduceerd. Zo verplaatste Jonkheer Charles Louis de Maere, een textielfabrikant afkomstig uit het Vlaamse St. Nicolaas en naamgever van de school, zijn bontweverij naar Twente.
De Maere speelde een belangrijke rol bij de verbetering van de werkomstandigheden en de scholing van de textielarbeiders in Enschede. Al in 1833 stichtte hij samen met het stadsbestuur de eerste weefschool van Enschede met plaats voor 25 leerlingen. Hieruit is later de Hogere Textielschool ontstaan. In 1909 kwam uit de Nederlandse School voor Nijverheid en Handel
de Textielschool voort, in 1918 gevolgd door de Hogere Textielschool.
Rond 1850 kwam de industrialisatie pas goed op gang. In enkele decennia maakte de handmatige productie plaats voor het spinnen, spoelen en weven met behulp van stoommachines in de fabriek. In 1866 werd aan de Noorderhagen een fabrieksschool opgericht op initiatief van de hervormde predikant Evers en een groep industriëlen. Het doel was het opleiden van bekwame, goed ontwikkelde fabrieksarbeiders. Kinderen in de leeftijd van 10 tot 14 jaar, die werkzaam waren in de fabrieken van de oprichters moesten verplicht onderwijs volgen in de fabrieksschool. De fabrieksschool was voorwaarde voor toelating in de fabrieken. Voor toelating moest bewijs overgelegd worden, dat de lagere school met goed gevolg doorlopen was.Vakopleidingen als de Hogere Textielschool De Maere en de Ambachtschool aan de Boddenkampsingel boden de Enschedese jongeren ook andere mogelijkheden dan alleen het beroep van textielarbeider.
De Maere werd op 12 september 1922 in gebruik genomen. In opzet is De Maere enigszins vergelijkbaar met de gelijktijdig gebouwde Ambachtschool aan de Boddenkampsingel. De Ambachtschool werd tussen 1922 en 1923 gebouwd naar ontwerp van de Enschedese architect Arend G. Beltman, net als De Maere in opdracht van de Hogere Textielschool. In het Vakblad voor bouwambachten uit 1923 worden beide scholen samen vermeld.
Bron: Cultuurhistorische Waardestelling Hogere Textielschool De Maere
drs. Mascha van Damme en drs. ing. Dirk Baalman, februari 2012
(In opdracht van Het Oversticht)
Hogere Textielschool “De Maere”
In 1909 is als onderwijsinstelling uit de Nederlandse School voor Nijverheid en Handel de Textielschool ontstaan, in 1918 gevolgd door de Hogere Textielschool. De Hogere Textiel SCHOOL “De Maere” is in 1922 gebouwd door de Dienst Gemeentewerken Enschede, naar ontwerp van architect W.K. de Wijs, en op 12 september dat jaar in gebruik genomen.
Jhr. Charles de Maere uit St. Nicolaas, Vlaanderen verplaatste na de scheiding van de Nederlanden zijn bontweverij naar Nederland en speelde een belangrijke rol in verbetering en scholing binnen de textielindustrie.
De naam “De Maere”
Het gebouw is genoemd naar Charles Louis baron de Maere (1802-1885), een ondernemer afkomstig uit Sint-Niklaas in Vlaanderen, vestigde in 1832 in Lonneker op het landgoed Nieuwlust bij de Deurningerstraat (waar later de Grolsch-fabriek zou komen te staan) een bontweverij, die nog in hetzelfde jaar door brand werd verwoest.
In 1833 stichtte hij een nieuwe bontweverij (met 30 weefgetouwen) en een garenververij op het landgoed Schuttersveld aan de Hengelosestraat. In de weverij werkten ook Belgische en Duitse vakmensen. Naast de fabriek werd op het Schuttersveld door aannemer Töniës het anno 2012 nog bestaande herenhuis gebouwd, waarvan de kelders dienen als opslagruimte voor de in de fabriek gefabriceerde goederen. Onder anderen koning Willem II was er in 1842 te gast.
In 1856 keerde De Maere naar België terug.
Architectuur
De school bestaat uit een U-vormig lokalengebouw dat een overdekte werkvloer met praktijklokalen omsluit. De zuidpoot van de U is aanmerkelijk korter dan de noordpoot (langs de Van Galenstraat). Het lokalengebouw is in bruine baksteen opgetrokken over twee bouwlagen onder een samengestelde kap, gedekt met pannen. Het middenrisaliet van de voorgevel (W) aan het Ariënsplein is hoger opgetrokken onder een schilddak. De hoekrisalieten risaleren alleen in de gevel en hebben geen accentuering in het dakvlak. Midden-, hoekrisaliet en traveeën zijn bekroond met dakkapellen.
Op alle nokeinden staat een opengewerkte dakruiter. Het middenrisaliet wordt eveneens bekroond door een dakruiter die een slag forser is uitgevoerd. De ruiters zijn met zink bedekt. Op beide verdiepingen is de gevel voorzien van 24-ruits vensters. De hoekpaviljoens tellen drie vensterassen, het middenrisaliet vijf. Op de begane grond bevindt zich hier de entree. De toegangsdeuren binnen het gemetselde spaarveld zijn niet origineel.
Onder en boven de vensters op de verdieping zijn tegelfriezen aangebracht met voorstellingen uit de (textiel)industrie. Het praktijkgebouw telt één bouwlaag en is afgedekt met sheddaken met een ijzeren spantenconstructie die rust op drie dragende muren: oostelijk de -voormalige- buitenmuur, westelijk waarschijnlijk de grensmuur tussen praktijkgedeelte en hoofdgebouw en centraal de muur die, vanaf de hoofdingang, de rechterwand van de middengang vormt.
Een grote overspanning is daarmee bereikt, met bijna vrije plattegronden. De centrale hal, trappenhuis en de gangen hebben tegelvloeren en zijn voorzien van tegellambrizeringen en reliëfs met voorstellingen uit de (textiel)industrie. De trappenhal wordt verlicht door drie rondboogvensters op de verdieping voorzien van glas-in-lood en is overwelfd met drie graat-kruisgewelven.
In de hoofdas van het lokalengebouw ligt de centrale gang van het praktijkgebouw. Aan weerszijden zijn de praktijkruimtes gegroepeerd.
Waardering
School van algemeen cultuurhistorisch, architectuurhistorisch en stedebouwkundig belang vanwege – de directe relatie met de industrialisering van Enschede – de kwaliteit van het ontwerp – de detaillering van het interieur – de beeldbepalende ligging aan het Dr. Ariënsplein in De Stadsmaten – de gaafheid van het exterieur en het interieur.
(bron: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)
Rijksmonument nummer: 510617
Willem Karel de Wijs
Het ontwerp van De Maere wordt toegeschreven aan Willem Karel de Wijs. (1884-1964)
De in Rotterdam geboren De Wijs was, na het voltooien van zijn vijfjarige bouw- kundestudie in Delft en het behalen van het bijbehorende ingenieursdiploma, enige tijd werkzaam als tekenaar en chef-de-bureau bij verschillende architectenbureaus tot hij in 1911 werd aangesteld als Bouwkundig Ingenieur bij Gemeentewerken Enschede, waar hij tot1916 adjunct-directeur Gemeentewerken was.
In deze functie heeft hij verschillende grote bouwwerken ontworpen en uitgevoerd, waaronder de wijk Pathmos in Enschede (1915-1920). Na 1917 heeft hij als particulier architect verscheidene scholen landhuizen en woning- complexen gebouwd. Zo was hij onder meer verantwoordelijk voor het ont- werp van ‘De Riet’, een wijk in Almelo met gezinswoningen en twee aan twee tegenover elkaar gelegen winkels, die vaak is genoemd als “voorbeeld van de goede volkswoningbouw” en de gelijknamige school ‘De Riet’, een dubbele school voor Openbaar Lager Onderwijs aan de Violierstraat.
De Wijs was een aanhanger van de bouwstroming de Amsterdamse School en werkte samen met zijn zoon en naamgenoot W.K. de Wijs jr. (geb. 1914), bijvoorbeeld aan de Vredeskerk in Enschede (1953), wat weleens voor verwarring tussen beiden gezorgd heeft.